Er hangt een zweem van nostalgie rond het Franse chanson, een gevoel dat ik maar al te goed ken. Die melancholische melodieën, de poëtische teksten die het leven in al zijn facetten bezingen – van grote vreugde tot diep verdriet. Het is muziek die resoneert, die een snaar raakt. Wat mij altijd heeft gefascineerd, is hoe deze typisch Franse kunstvorm zijn weg vond naar Nederland en daar een onuitwisbare stempel drukte op iets wat wij als oer-Hollands beschouwen: de cabaretscene. Hoewel ‘cabaret’ en ‘kleinkunst’ in de Lage Landen soms door elkaar worden gebruikt, legt kleinkunst vaak een sterke nadruk op het lied. Juist in dat lied binnen de kleinkunst en het cabaret is de verbinding met het Franse chanson het meest voelbaar en invloedrijk. Dit artikel duikt in die verbinding, die dieper en rijker is dan men op het eerste gezicht zou vermoeden, en focust daarbij met name op de invloed van het Franse chanson, de meest prominente Franse muzikale stroming die zijn sporen naliet.
De Franse vonk Pioniers en iconen van het Nederlandse cabaret
De Nederlandse cabarettraditie, zoals we die nu kennen, heeft zijn wortels niet alleen in de Nederlandse bodem, maar ook in de bruisende artistieke scene van Parijs rond de eeuwwisseling van de 20e eeuw. Het was daar, in de intieme zaaltjes en rokerige cafés, dat de kiem werd gelegd voor wat later zou uitgroeien tot de Nederlandse kleinkunst. Een sleutelfiguur in deze vroege ontwikkeling is ongetwijfeld Jean-Louis Pisuisse. Deze pionier, vaak beschouwd als de vader van het Nederlandse cabaret, maakte tijdens een wereldreis tussen 1908 en 1911 kennis met het Franse ‘cabaret artistique’. Die ervaring in Parijs, de ontdekking van het chanson en de persoonlijke, artistieke vorm van entertainment, raakte hem diep. Het inspireerde hem om de journalistiek vaarwel te zeggen en zich volledig te wijden aan de kleinkunst. Hij introduceerde niet alleen de stijl in Nederland, maar was ook een pionier in het opzetten en jarenlang bijeenhouden van een volwaardig cabaretgezelschap. Zijn rol als ‘conferencier’ was hierbij cruciaal; hij gebruikte zijn positie niet enkel voor aankondigingen, maar zette met zijn eruditie en hoge artistieke ambities een nieuwe standaard, ver weg van plat vermaak. Zijn werk, zoals het veelzeggende ‘De Franse Gouvernante’ uit 1910, legde de basis voor een cabaretvorm die streefde naar artistieke diepgang, duidelijk geïnspireerd door zijn Franse ervaringen.
Wim Sonneveld en de onvergetelijke echo van Het Dorp
Wanneer we denken aan de ‘Grote Drie’ van het Nederlandse cabaret – Wim Kan, Toon Hermans en Wim Sonneveld – valt vooral bij Sonneveld de sterke affiniteit met het Franse chanson op. Zijn NPO Radio 5 biografie benadrukt zijn ‘voorliefde voor het Franse chanson’, een passie die hij niet onder stoelen of banken stak. Al in 1939 reisde hij naar Frankrijk en trad hij op in Parijse nachtclubs zoals Suzi Solidor en Agnes Capri, waar hij zich de Franse muzikale taal verder eigen maakte. Deze ervaringen en zijn natuurlijke aanleg maakten hem tot misschien wel de grootste chansonnier die Nederland gekend heeft. Zijn vermogen om die typisch Franse melancholie en melodische rijkdom te vertalen naar een Nederlandse context, is misschien wel het meest iconisch gevangen in ‘Het Dorp’. Dit nummer, dat een vaste plaats heeft veroverd in het collectieve Nederlandse geheugen en zelfs in 2023 nog de nummer 1 positie in de Evergreen Top 1000 bereikte, is een prachtig voorbeeld van de Frans-Nederlandse connectie. De melodie is afkomstig van ‘La Montagne’, een lied van de Franse chansonnier Jean Ferrat. Friso Wiegersma, Sonnevelds partner, schreef er een nieuwe, Nederlandse tekst op die de nostalgische sfeer van het origineel perfect wist te vangen en tegelijkertijd een herkenbaar Hollands gevoel van verlies en verandering opriep. Het immense en blijvende succes van ‘Het Dorp’ illustreert niet alleen Sonnevelds meesterschap, maar ook hoe diep de Franse chanson-traditie kon resoneren binnen de Nederlandse cultuur en specifiek binnen het cabaret.
Een blijvende resonantie Chanson en kleinkunst verbonden
De termen ‘cabaret’ en ‘chanson’ zijn in de Lage Landen vaak nauw met elkaar verbonden. De band is zelfs zo innig dat, zoals bronnen aangeven, ‘chanson’ vaak als synoniem voor ‘cabaretlied’ wordt gebruikt. Deze symbiose is essentieel voor het begrijpen van de Nederlandse kleinkunst. Hoewel Nederland een rijkere cabaretgeschiedenis heeft dan Vlaanderen, hebben artiesten aan beide zijden van de grens inspiratie geput uit Franse voorbeelden. Deze kruisbestuiving is cruciaal geweest. Denk bijvoorbeeld aan de Vlaamse kleinkunstbeweging, met artiesten als Zjef Vanuytsel. Hij, en anderen zoals Willem Vermandere, werden sterk beïnvloed door Franstalige chansonniers, met name de Belgische grootheid Jacques Brel. Vanuytsel, die zichzelf een ‘nederlandstalige chansonnier’ noemde, zag Brel als een belangrijke inspiratiebron. Via deze Vlaamse kleinkunstenaars, die de emotionele diepgang en verhalende stijl van Brel bewonderden, sijpelde de invloed van het Franse chanson indirect verder door naar de bredere Nederlandstalige muziekscene, inclusief het cabaret.
Moderne vertolkers van het chanson
Ook hedendaagse artiesten bouwen voort op deze traditie en laten zien dat het chanson springlevend is. Kijk naar Wende Snijders; geboren in Engeland en opgegroeid in diverse landen voordat ze in Nederland neerstreek, studeerde ze in 2002 af aan de Academie voor Kleinkunst. Haar fascinatie voor het Franse chanson manifesteerde zich al vroeg: ze won de eerste prijs én publieksprijs van het prestigieuze Concours de la Chanson. Haar album ‘Quand tu dors’ (2004) leverde haar een Edison op in de categorie Luisterlied/Kleinkunst, en ook de DVD ‘Au Suivant’ (2005) kreeg een Edison-nominatie. Deze erkenningen, samen met de Gouden Notenkraker in 2007, tonen aan hoe het Franse repertoire een integraal onderdeel kan zijn van een succesvolle carrière binnen de Nederlandse kleinkunst. Ook artiesten als Britta Maria houden de traditie levend. Zij combineert haar passie voor zowel Franse als Nederlandse liederen en noemt Liesbeth List (zelf een groot vertolkster van Franse chansons) als belangrijke inspiratiebron. Deze artiesten bewijzen dat de emotionele zeggingskracht van het chanson nog steeds een breed publiek weet te vinden.
De voortdurende aantrekkingskracht van Franse klanken
De Franse invloed blijft zichtbaar, niet alleen in het verleden of bij directe vertalingen, maar als een diepere, blijvende resonantie. Herman van Veen, een andere grootheid van het Nederlandse lied, sprak in Klassiekers met Kleinsma openlijk over zijn liefde voor Franse liedjes, die hij graag zingt, soms in vertaling, mede gevoed door de muziek uit zijn jeugd. Een concreet voorbeeld is zijn lied ‘Cirkels’, dat oorspronkelijk een Frans lied is. Tegelijkertijd bewijzen Franse artiesten zelf dat er in Nederland een blijvend publiek is voor het authentieke chanson. Neem Philippe Elan, een Franse chansonnier die al decennialang succesvol is in Nederland; hij won het Nederlandse Chansonconcours al in 1986 en een Edison in 1991. Zijn optredens, van intieme settings tot het Concertgebouw, worden geprezen om hun authenticiteit en de ‘Franse gloed’. De levendigheid van de Franse muziekcultuur in Nederland blijkt ook uit initiatieven zoals de muziekgroep ‘Un, deux, trois! Franse liedjes’. Zij brengen een mix van klassiekers als Piaf’s ‘La vie en rose’ tot moderne Franse pophits zoals ‘Je veux’ van Zaz en ‘Pas Grandir’ van Barbara Pravi, en zelfs Franse vertalingen van Nederlandse nummers zoals ‘Mag ik dan bij jou’ (Claudia de Breij). Hoewel dit breder is dan alleen cabaret, toont het de algemene waardering en draagt het bij aan een klimaat waarin Franse invloeden floreren. De culturele erkenning van deze connectie wordt verder onderstreept door experts zoals Dries Delrue, die regelmatig lezingen geeft over de invloed van het Franse chanson op het Nederlandstalige lied.
Meer dan muziek Een culturele omhelzing die blijft inspireren
De invloed van Franse muziek, en met name het chanson, op de Nederlandse cabaretscene is dus geen voetnoot in de geschiedenis, maar een rode draad die door de decennia heen loopt. Vanaf de pioniersdagen van een visionair als Pisuisse, via de iconische vertolkingen van een grootheid als Sonneveld en de belangrijke schakel via de Vlaamse kleinkunstenaars geïnspireerd door Brel, tot aan hedendaagse artiesten als Wende en de blijvende populariteit van vertolkers als Philippe Elan, heeft het Franse chanson een onmiskenbare bijdrage geleverd. Het gaat niet alleen om melodieën of vertaalde teksten; het is de geest van het chanson – de combinatie van poëzie, persoonlijke expressie, melancholie en levensvreugde – die resoneert in de Nederlandse kleinkunst. Deze culturele omhelzing heeft het Nederlandse cabaret verrijkt, diepgang gegeven en gezorgd voor onvergetelijke liedjes die generaties verbinden. En terwijl ik luister naar een oude Piaf-plaat of een moderne Nederlandse cabaretier die een gevoelig lied zingt, voel ik diezelfde warme gloed – de tijdloze magie van het chanson die grenzen overstijgt en harten blijft raken, hier in de polder net zozeer als in een klein theater ergens in Parijs.
Leave a Reply